‘Wanneer had je voor het laatst echt een geluksmoment?’ vraag ik. Ze denkt veel te lang na. Ze moet jaren graven.
Ik stel deze vraag bewust. In het voorgaande gesprek ving ik een aantal signalen op en ik wil peilen of het klopt. Na lang nadenken verandert haar gezicht in een lach en haarfijn kan ze het geluksmoment van toen voor zich zien. Terwijl ze gedetailleerd vertelt zie ik een sprankel, een gloed. Een verlangen. Haar ogen lichten op. Haar lichaam veert.
Conformeren is haar levensdraad. Ouders die de woorden ‘Ik ben trots op jou’ of ‘Ik hou van jou’ nooit over hun lippen kregen. Nog steeds niet. Commentaar en afbouwende kritiek geven is hun manier. Dus zoekt ze haar leven lang al bevestiging. Ten koste van zichzelf. De harmonie bewaren is haar levenstaak.
Ze glijdt langzaam af, is haar gevoel. Wie ben ik ook alweer, wil ze weten. Ze moet veel van anderen. Krijgt veel ongevraagde adviezen: ‘Word assertiever, bijt meer van je af, zet jezelf stoerder neer. Maar dat ben ik niet. Dat wil ik niet. Ik wil vanuit zachtheid mijn kracht tonen, niet vanuit een gespeelde, zogenaamd stoere rol. ‘
Een introvert mens omtoveren tot extravert om daarmee de goedkeuring (bevestiging) van de omgeving te krijgen? Lijkt me een onmogelijke, uitputtelijke rol die je volgens mij niet lang volhoudt.
‘Ik wil zo graag mezelf terug vinden.’ Ze zucht, drinkt van mijn ter plekke geplukte muntthee en ik zie dat ze wegdroomt. Ik laat haar in de andere wereld, waarin het een en ander aan het gebeuren is. We zijn lang stil. Ik blijf er bij en doe niets anders dan dat. Na een tijdje komt ze terug en neemt een slok. Ze zucht, diep. Haar schouders zakken wat. Tranen. Besef.
Haar plek innemen in het nu, en niet die van het verleden is haar missie, zegt ze. Na jaren opstapelen is ze er klaar mee. Ze is zichzelf verloren, haar fundament, haar bedding. Dus treedt de onzekerheid steeds vaker in, zowel privé als in haar bedrijf. Ze is toe aan de eerste, enge stap. Want alleen het weten is niet genoeg. De stap naar het niet weten is de grootste.
Ik besluit een krachtige, liefdevolle oefening met haar te doen. Het is prachtig weer en we zijn omringd door natuur. Ik zag dat ze bij aankomst direct haar schoenen uit deed. Haar blote voeten op de grond. Ik pak mijn enorme kussen en leg het in het gras, in de schaduw, want het is warm. ‘Wil je aan de tafel zitten of op het kussen?’ Gretig nestelt ze zich op het kussen waar ze dicht op de aarde zit. Gesteund door de omringende elementen snuift ze de levenszuurstof diep in en sluit ze haar ogen.
We doen de oefening. Er is alle tijd. Ik werk zonder horloge en met de tijd die nodig is. Niet alleen voor haar, ook voor mij. Nooit zal ik twee trajecten achter elkaar plannen. Tijd moet ondergeschikt zijn aan het proces en mag niet de storende factor zijn. Haar veiligheid, haar vertrouwen in mij mag op geen enkele manier geschaad worden en al helemaal niet doordat de tijd ‘om’ is.
De oefening komt binnen. Geeft kracht en inzicht. Ik laat haar dit gevoel ankeren. Vastberaden komt ze tegenover mij zitten. ‘Het is klaar. Laat de groeipijn maar komen.’
Ze heeft een keus gemaakt. Haar eerste stap is gezet naar daar waar ze hoort. Haar eigen plek.