Hoe het onbekende wederom verandert in thuis

Trots vist de trillende man van het weggestopte winkeltje met een lepeltje een blakend zwarte olijf uit de glazen pot die op de toonbank prijkt: zijn nieuwste aanwinsten, gisteren veroverd. Glimmende olijven wiegen zachtjes heen en weer in het nat. Hij steekt me de lepel toe, ik moet echt deze olijf proeven. Hij kijkt me ernstig aan en wacht. Oma zit roerloos op haar stoel tussen de voorraden aardappels en groente. Altijd. Soms vraag ik me af of ze überhaupt nog leeft als ik de winkel binnen kom, maar als ik wegga groet ze mij altijd met tien weesgegroetjes omdat ik bij haar familie mijn boodschappen koop. De katholieke inborst viert hoogtij, zo met de heilige kerstdagen voor en na de boeg.

Hoe het onbekende langzaam verandert in vertrouwd, thuis. Daar waar ik weken geleden elke dag verdwaalde, is alles nu bekend. Ik weet exact waar ik ben als ik door Lissabon loop. Elk straatje, elke tekening, elk beeld, ik herken het. Ik weet hoe het openbaar vervoer werkt en welk bakkertje de lekkerste broodjes bakt. Op welk terras je de fijnste koffie drinkt. En waar je het langst in de zon kunt zitten. De verscholen vegetarische restaurantjes en de achteraf Fado-barretjes, ik weet ze. En vooral alle plekken waar geen toerist komt, ik koester ze.

Grappig hoe je ook hier je eigen, nieuwe routine maakt. Ik woon een maand halverwege een van de zeven heuvels van Lissabon, in de wijk Graça. Als ik naar boven klim dan kom ik op een van de hoogste punten van Lissabon uit. Daar waar ik vaak boodschappen haal. Halverwege even het terrasje van een zeer relaxte hipster aandoe voor een koffie of laat in de middag een enorm glas rode wijn; de lekkerste van de stad, met een vanille-chocoladeachtige nasmaak. De hipster spreekt geen woord Engels en blijft in het Portugees praten, hele verhalen. Mijn Spaans redt de conversatie af en toe, maar ik weet vooral vaak niet waar hij het over heeft. Het geeft niet. De wijn kost anderhalf euro inclusief nootjes en een zonovergoten uitzicht.

Nog hoger klimmend naar het één-na-hoogste punt van Lissabon ligt het Sophia de Mello Breyner Andresen uitkijkpunt. Een magnifiek plaatje van het grillige dakenpatroon met in de verte de blauwte van de Taag. Hier staat ook de bombastische Graça kerk met in haar flank een oud klooster. Er is een terras op deze serene plek waar je uren over de stad kunt staren. Stokoude bomen beschutten de tafeltjes tegen de felle zon. Hier strijken de lezers, de schrijvers, de tekenaars en de denkers neer. Met een espresso of een glas wijn snuiven zij de authenticiteit en genieten van de rust, zo verheven boven de stad. Ook ik zit hier graag, urenlang. Lezen, schrijven, turen en vooral niets doen. De verhalen schuifelen hier vanzelf voorbij.

De gemeten tijd bestaat hier niet, de tussentijd -die periode waarin je ver weg bent in een soort niemandsland- is verslavend. Het maakt dat je hier keer op keer naar toe wilt om in de roes der tijdloosheid te verkeren.

Het zachte zout, de olie en de roomsmaak van de olijf maken een liefdesdans met mijn smaakpapillen. ‘Hmmmm, saborosas…’ De lach van de winkelmeneer maakt mijn dag. Ik koop een zakje van deze zwarte parels, hij schuift er een vers gebakken broodje voor me bij. Presente da família.